“Help, ik heb opruimwoede”
(Of: hoe ik na 20 jaar ‘morgen’ het huis opnieuw ontdekte)
Ik herinner me het nog goed: tijdens mijn zwangerschappen had ik echte nestdrang. Alles moest gekuist worden, gereorganiseerd, gewassen en opgevouwen — alsof de baby zich zonder brandschone dampkap niet welkom zou voelen.
Na de bevallingen zakte dat weer wat. De pampers en flesjes kregen voorrang op glanzende vloeren. Alles bleef wel min of meer aan kant, maar er konden evengoed dagen zijn dat het hier leek alsof er een bom ontploft was.
En ik liet het los. Niet omdat ik het niet belangrijk vond, maar omdat het leven met kleine kinderen en een huis vol mannen nu eenmaal niet perfect kan zijn. Je laat dingen gaan. Je slikt dat zinnetje “ het is hier een stort” in. Voor de vrede. Voor de rust. Voor de leefbaarheid.
Tot ik op een dag merkte dat ik verdronk in mijn eigen 'straks'.
"Het meest gehoorde antwoord op ‘Kan je dat even doen?’ was:"
“Ik doe dat straks.” Ik ben even in een “potje”.
Of:
“Morgen, mama.”
En, ik was het beu!
Je wilt niet weten hoeveel dingen ik al zélf heb gedaan, wachtend op ‘morgen’. Geen idee hoe sommige ouders erin slagen om hun kinderen wél tot helpende handjes op te voeden…
Toen ze klein waren deden ze het nog met plezier – vooral als er stickers of een beloning aan vasthing. Vandaag werken stickers, punten al lang niet meer. Tegenwoordig zeg ik hen: De vrouwen van nu nemen geen genoegen meer met iemand die “helpt” in huis. Ze willen een gelijkwaardige partner. Punt.
Ik heb het jarenlang met eindeloos geduld aangepakt. Alles vragen, herhalen, inslikken, zelf doen. Maar de laatste jaren merk ik dat ik van binnen steeds bozer word telkens ik “straks” of “morgen” hoor.
Die woorden zijn voor mij bijna synoniem geworden met: “Doe het gewoon zelf, mama.”
En ja, ik werd er gek van.
Vooral als ik opnieuw in een keuken stond die eruitzag alsof er een leger was binnengevallen. Zonder op te ruimen. Met honger.
En dan was het gedaan met de zen. Dan kwam de versie van mij naar boven die in hele grote hoofdletters praat. Geen aanrader…
Waar was mijn geduld ineens? En wat gebeurde er met mij?
Ik was zó vaak aan het opruimen dat Frank van het containerpark mij zelfs voorstelt aan zijn nieuwe collega’s. Het voelde alsof ik een stiefzus was van Marie Kondo, maar dan met wallen, een vuilniszak onder de arm en een opgekropte woede omdat er alweer niemand meehelpt.
Wat blijkt? Nestdrang wordt vaak gelinkt aan zwangerschap, maar verrassend veel vrouwen ervaren een soortgelijke “nestdrang” tijdens de perimenopauze. Alleen is het dan niet om ruimte te maken voor een baby, maar om ruimte te maken voor jezelf. Het gaat om herinrichten, afbakenen, ordenen en herpakken van je eigen leven en omgeving. Wat? Opnieuw?
Ja. Opnieuw.
Maar deze keer niet met washandjes en sterilisators in de aanslag.
Deze keer niet voor nieuw leven in je huis, maar voor rust in je hoofd.
Alleen is deze “nestdrang” minder schattig dan tijdens de zwangerschap. Het komt soms met boosheid, frustratie, vermoeidheid of een fuck-it-modus. Verwittig je huisgenoten alvast, want die gaan er waarschijnlijk niets van snappen.
En denken dat je bent losgeslagen.
Maar dat is nog niet alles.
Tijdens de perimenopauze daalt de natuurlijke balans van meerdere hormonen, waaronder oestrogeen — en dat heeft ook invloed op je oxytocineniveau.
Oxytocine, ook wel het zorghormoon, is het stofje dat zorggedrag en hechting activeert. Het is wat ervoor zorgt dat je met liefde brooddozen maakt, kinderen op alle mogelijke tijdstippen van de dag haalt en brengt, iedereen op tijd herinnert aan zijn afspraak, vandaag al opruimt omdat je huisgenoten “het morgen gaan doen” — en dat je daar op de een of andere manier ook nog een soort warm, voldaan gevoel aan overhoudt.
Tot het plots verdwijnt.
Zodra je oxytocineniveau zakt, word je minder verdraagzaam (oeps, check), voel je minder de behoefte om voor iedereen te blijven zorgen, raak je sneller overprikkeld door anderen, en voel je je vaak emotioneel leger of afstandelijker.
Bam. Zorghormoon de kast in. Met pensioen.
Zonder aankondiging.
Voor je huisgenoten komt dat als een donderslag bij heldere hemel.
Voor mij? Ook even schrikken.
Ik was zó lang de kapitein van het zorgschip, dat ik nu zelfs niet goed weet wat ik met mijn vrije handen moet doen.
Ook al klinkt dit allemaal alsof ik veranderd ben in een lokale heks, het valt echt wel reuze mee zodra ik wist waar al die veranderingen vandaan komen.
Voor meer rust in je hoofd mag je écht wel toegeven aan die opruimwoede en het herinrichten van je huis.
Ik heb kast per kast aangepakt, alsof ik deelnam aan een lange speeddate met al mijn spullen.
Op aanraden van een vriendin besloot ik wat kleren te verkopen via Vinted. Kleine tip: wie die nieuwe belastingregel van de overheid heeft bedacht voor iedereen die meer dan 2000 euro verdient op Vinted, heeft nog nooit iets op Vinted verkocht.
Voor deze app heb je engelengeduld nodig.
Echt.
Alle bedragen die je in je hoofd hebt? Deel ze alvast door 3.
Je trekt foto’s van die jeansbroek die nu uiteraard te klein is (en waarvan je de hoop al lang hebt opgegeven dat je er ooit nog in past), en je mikt op twintig euro.
De app meldt droog: “De meeste broeken in deze categorie zijn geprijsd onder de 10 euro.”
Oké, je gokt op 12.
En dan begint het feest: het ene bod na het andere rolt binnen. Maar geen opluchting hoor, want ze halveren gewoon schaamteloos: 6 euro. 3 euro.
En alsof dat nog niet genoeg is, komt daarna het verzoek:
“Kan ik de exacte lengte van de pijpen krijgen? En de breedte, aan de knie, de enkel, en van het kruis tot aan de taille?”
Denken mensen nu echt dat ik een wandelende lintmeter met veel tijd ben?
Vreselijk.
…Maar goed.
Ik heb toch al 320 euro via Vinted verdiend op een jaar.
En dat past dan weer wél.
Ik las ook dat veel vrouwen in deze fase een soort cocon beginnen te bouwen.
Zo eentje waarin je gewoon op jezelf kan zijn. Een womencave, zeg maar.
Een eigen plekje. Niet de wasplaats. Niet de auto tussen twee ritten door. Maar écht van jou.
Omdat alle kinderen hier nog thuis wonen, heb ik die fysieke ruimte voorlopig nog niet.
Maar ik weet: die komt.
Misschien niet morgen, maar ooit wel. En tot dan bouw ik ‘m in mijn hoofd al rustig verder.
Mijn standaardantwoord op “morgen” of “straks”?
“Pas op, ik heb geen zorghormoon meer. Als het hier niet snel opgeruimd is, ga ik weer in hele grote hoofdletters praten.”
Tot nu toe helpt het. Een beetje.